Genesis 37:1
En Jakob woonde in het land der vreemdelingschappen zijns vaders, in het land Kanaan.
Genesis 17:8
En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.
Genesis 23:4
Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave.
Genesis 28:4
En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.
Genesis 36:7
Want hun have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee.
Hebreeën 11:9-16
Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeerfgenamen waren derzelfde belofte.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd