Genesis 37:24
En zij namen hem, en wierpen hem in den kuil; doch de kuil was ledig; er was geen water in.
Jeremia 38:6
Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in den kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring was, en zij lieten Jeremia af met zelen; in den kuil nu was geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk.
Psalmen 35:7
Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel.
Psalmen 40:2
En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.
Psalmen 88:6
Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
Psalmen 88:8
Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten, en kan niet uitkomen.
Psalmen 130:1-2
Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!
Klaagliederen 3:52-55
Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk gejaagd.
Klaagliederen 4:20
Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw leven onder de heidenen!
Zacharia 9:11
U ook aangaande, o Sion! door het bloed uws verbonds, heb Ik uw gebondenen uit den kuil, daar geen water in is, uitgelaten.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd