Genesis 38:23

Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien niet tot verachting worden; zie, ik heb deze bok gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden.

2 Samuël 12:9

Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard verslagen, en zijn huisvrouw hebt gij u ter vrouwe genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen.

Spreuken 6:33

Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.

Romeinen 6:21

Wat vrucht dan hadt gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt? Want het einde derzelve is de dood.

2 Corinthiër 4:2

Maar wij hebben verworpen de bedekselen der schande, niet wandelende in arglistigheid, noch het Woord Gods vervalsende, maar door openbaring der waarheid onszelven aangenaam makende bij alle gewetens der mensen, in de tegenwoordigheid Gods.

Efeziërs 5:12

Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.

Openbaring 16:15

Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain