Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
En mijn beker, den zilveren beker, zult gij leggen in den mond van den zak des kleinsten, met het geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk hij gesproken had.
New American Standard Bible
"Put my cup, the silver cup, in the mouth of the sack of the youngest, and his money for the grain." And he did as Joseph had told him.
Kruisreferenties
Genesis 42:15-16
Hierin zult gij beproefd worden: zo waarlijk als Farao leeft! indien gij van hier zult uitgaan, tenzij dan, wanneer uw kleinste broeder herwaarts zal gekomen zijn!
Genesis 42:20
En brengt uw kleinsten broeder tot mij, zo zullen uw woorden waargemaakt worden; en gij zult niet sterven. En zij deden alzo.
Genesis 43:32
En zij richtten voor hem aan in het bijzonder, en voor hen in het bijzonder; en voor de Egyptenaren, die met hem aten, in het bijzonder; want de Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreen, dewijl zulks den Egyptenaren een gruwel is.
Deuteronomium 8:2
En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.
Deuteronomium 8:16
Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed;
Deuteronomium 13:3
Gij zult naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer niet horen; want de HEERE, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Mattheüs 10:16
Ziet, Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven.
2 Corinthiër 8:8
Ik zeg dit niet als gebiedende, maar als door de naarstigheid van anderen ook de oprechtheid uwer liefde beproevende.
Vers Info
Context Lezingen
1 En hij gebood dengene, die over zijn huis was, zeggende: Vul de zakken dezer mannen met spijze, naar dat zij zullen kunnen dragen, en leg ieders mans geld in den mond van zijn zak; 2 En mijn beker, den zilveren beker, zult gij leggen in den mond van den zak des kleinsten, met het geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk hij gesproken had. 3 Des morgens, als het licht werd, zo liet men deze mannen trekken, hen en hun ezelen.