Genesis 44:4
Zij zijn ter stad uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef tot dengene, die over zijn huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald hebben, zo zult gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden?
Psalmen 35:12
Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel.
Deuteronomium 2:16
En het geschiedde, als al de krijgslieden verteerd waren, uit het midden des heirlegers wegstervende,
1 Samuël 24:17
En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden.
2 Kronieken 20:11
Zie dan, zij vergelden het ons, komende om ons uit Uw erve, die Gij ons te erven gegeven hebt, te verdrijven.
Psalmen 109:5
En zij hebben mij kwaad voor goed opgelegd, en haat voor mijn liefde.
Spreuken 17:13
Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken.
Johannes 10:32
Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd