Genesis 46:24
En de zonen van Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem.
1 Kronieken 7:13
De kinderen van Nafthali waren Jahziel, en Guni, en Jezer, en Sallum, kinderen van Bilha.
Genesis 30:7-8
En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon.
Genesis 35:25
En de zonen van Bilha, Rachels dienstmaagd: Dan en Nafthali.
Genesis 49:21
Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
Numberi 1:15
Van Nafthali, Ahira, de zoon van Enan.
Numberi 1:42-43
Van de zonen van Nafthali, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken,
Numberi 26:48-50
De zonen van Nafthali, naar hun geslachten: van Jahzeel het geslacht der Jahzeelieten; van Guni het geslacht der Gunieten;
Deuteronomium 33:23
En van Nafthali zeide hij: O Nafthali! wees verzadigd van de goedgunstigheid, en vol van den zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen en het zuiden.
2 Koningen 15:29
In de dagen Pekah, den koning van Israel, kwam Tiglath-Pilezer, de koning van Assyrie, en nam Ijon in, en Abel-Beth-maacha, en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrie.
1 Kronieken 2:2
Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser.
1 Kronieken 12:34
En uit Nafthali, duizend oversten, en bij hen met rondas en spies, zeven en dertig duizend.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd