Handelingen 2:45

En zij verkochten hun goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had.

Psalmen 112:9

Pe. Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; Tsade. zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; Koph. zijn hoorn zal verhoogd worden in eer.

Spreuken 11:24-25

Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek.

Spreuken 19:17

Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden.

Prediker 11:1-2

Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.

Jesaja 58:7-12

Is het niet, dat gij den hongerige uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt?

Mattheüs 19:21

Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij.

Lukas 12:33-34

Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelven buidels, die niet verouden, een schat, die niet afneemt, in de hemelen, daar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft.

Lukas 16:9

En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen.

Lukas 18:22

Doch Jezus, dit horende, zeide tot hem: Nog een ding ontbreekt u; verkoop alles, wat gij hebt, en deel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij.

Lukas 19:8

En Zacheus stond, en zeide tot den Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik den armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder.

Handelingen 4:34-2

Want er was ook niemand onder hen, die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte goederen, en legden dien aan de voeten der apostelen.

Handelingen 11:29

En naardat een iegelijk der discipelen vermocht, besloot elk van hen iets te zenden ten dienste der broederen, die in Judea woonden.

2 Corinthiër 9:1

Want van de bediening, die voor de heiligen geschiedt, is mij onnodig aan u te schrijven.

2 Corinthiër 9:9

Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid.

1 Timotheüs 6:18-19

Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam;

Jakobus 2:14-16

Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken?

Jakobus 5:1-5

Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.

1 Johannes 3:17

Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain