3 Toen zeide Paulus tot hem: God zal u slaan, gij gewitte wand! Zit gij ook om mij te oordelen naar de wet, en beveelt gij, tegen de wet, dat men mij zal slaan?
3 Then Paul said to him, “God is going to strike you, you whitewashed wall! Do you sit to try me according to the Law, and in violation of the Law order me to be struck?”
6 En Paulus wetende dat het ene deel was van de Sadduceen, en het andere van de Farizeen, riep in den raad: Mannen broeders, ik ben een Farizeer, eens Farizeers zoon; ik word over de hoop en opstanding der doden geoordeeld.
6 But perceiving that one group were Sadducees and the other Pharisees, Paul began crying out in the Council, “Brethren, I am a Pharisee, a son of Pharisees; I am on trial for the hope and resurrection of the dead!”
9 En er geschiedde een groot geroep; en de Schriftgeleerden van de zijde der Farizeen stonden op, en streden, zeggende: Wij vinden geen kwaad in dezen mens; en indien een geest tot hem gesproken heeft, of een engel, laat ons tegen God niet strijden.
9 And there occurred a great uproar; and some of the scribes of the Pharisaic party stood up and began to argue heatedly, saying, “We find nothing wrong with this man; suppose a spirit or an angel has spoken to him?”
10 En als er grote tweedracht ontstaan was, de overste, vrezende, dat Paulus van hen verscheurd mocht worden, gebood, dat het krijgsvolk zou afkomen, en hem uit het midden van hen wegrukken, en in de legerplaats brengen.
10 And as a great dissension was developing, the commander was afraid Paul would be torn to pieces by them and ordered the troops to go down and take him away from them by force, and bring him into the barracks.
11 En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide: Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt alzo moet gij ook te Rome getuigen.
11 But on the night immediately following, the Lord stood at his side and said, “Take courage; for as you have solemnly witnessed to My cause at Jerusalem, so you must witness at Rome also.”
12 En als het dag geworden was, maakten sommigen van de Joden een samenrotting, en vervloekten zichzelven, zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben.
12 When it was day, the Jews formed a conspiracy and bound themselves under an oath, saying that they would neither eat nor drink until they had killed Paul.
14 Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben.
14 They came to the chief priests and the elders and said, “We have bound ourselves under a solemn oath to taste nothing until we have killed Paul.
15 Gij dan nu, laat den overste weten met den raad, dat hij hem morgen tot u afbrenge, alsof gij nadere kennis zoudt nemen van zijn zaken; en wij zijn bereid hem om te brengen, eer hij bij u komt.
15 Now therefore, you and the Council notify the commander to bring him down to you, as though you were going to determine his case by a more thorough investigation; and we for our part are ready to slay him before he comes near the place.”
18 Deze dan nam hem en bracht hem tot den overste, en zeide: Paulus, de gevangene, heeft mij tot zich geroepen, en begeerd, dat ik dezen jongeling tot u zou brengen, die u wat heeft te zeggen.
18 So he took him and led him to the commander and *said, “Paul the prisoner called me to him and asked me to lead this young man to you since he has something to tell you.”
20 En hij zeide: De Joden zijn overeengekomen, om van u te begeren, dat gij Paulus morgen in den raad zoudt afbrengen, alsof zij iets van hem nader zouden onderzoeken.
20 And he said, “The Jews have agreed to ask you to bring Paul down tomorrow to the Council, as though they were going to inquire somewhat more thoroughly about him.
21 Doch geloof hen niet; want meer dan veertig mannen uit hen leggen hem lagen, welke zichzelven met een vervloeking verbonden hebben noch te eten noch te drinken, totdat zij hem zullen omgebracht hebben; en zij zijn nu gereed, verwachtende de toezegging van u.
21 So do not listen to them, for more than forty of them are lying in wait for him who have bound themselves under a curse not to eat or drink until they slay him; and now they are ready and waiting for the promise from you.”
23 En zekere twee van de hoofdmannen over honderd tot zich geroepen hebbende, zeide hij: Maakt tweehonderd krijgsknechten gereed, opdat zij naar Cesarea trekken, en zeventig ruiters, en tweehonderd schutters, tegen de derde ure des nachts;
23 And he called to him two of the centurions and said, “Get two hundred soldiers ready by the third hour of the night to proceed to Caesarea, with seventy horsemen and two hundred spearmen.”
27 Alzo deze man van de Joden gegrepen was, en van hen omgebracht zou geworden zijn, ben ik daarover gekomen met het krijgsvolk, en heb hem hun ontnomen, bericht zijnde, dat hij een Romein is.
27 “When this man was arrested by the Jews and was about to be slain by them, I came up to them with the troops and rescued him, having learned that he was a Roman.
30 En als mij te kennen gegeven was, dat van de Joden een lage tegen deze man gelegd zou worden, zo heb ik hem terstond aan u gezonden; gebiedende ook den beschuldigers voor u te zeggen, hetgeen zij tegen hem hadden. Vaarwel.
30 “When I was informed that there would be a plot against the man, I sent him to you at once, also instructing his accusers to bring charges against him before you.”