Handelingen 9:40

Maar Petrus, hebbende hen allen uitgedreven, knielde neder en bad: en zich kerende tot het lichaam, zeide hij: Tabitha, sta op! En zij deed haar ogen open, en Petrus gezien hebbende, zat zij over einde.

Mattheüs 9:25

Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op.

Handelingen 7:60

En vallende op de knieen, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.

2 Koningen 4:32-36

En toen Elisa in het huis kwam, ziet, zo was de jongen dood, zijnde gelegd op zijn bed.

1 Koningen 17:19-23

En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder op zijn bed.

Markus 5:40-42

En zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die met Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag.

Markus 9:25

En Jezus ziende, dat de schare gezamenlijk toeliep, bestrafte den onreinen geest, zeggende tot hem: Gij stomme en dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem.

Lukas 8:54

Maar als Hij ze allen uitgedreven had, greep Hij haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op!

Lukas 22:41

En Hij scheidde Zich van hen af, omtrent een steenworp; en knielde neder en bad,

Johannes 11:43-44

En als Hij dit gezegd had, riep Hij met grote stemme: Lazarus, kom uit!

Handelingen 20:36

En als hij dit gezegd had, heeft hij nederknielende met hen allen gebeden.

Handelingen 21:5

Toen het nu geschiedde, dat wij deze dagen doorgebracht hadden, gingen wij uit, en reisden voort; en zij geleidden ons allen met vrouwen en kinderen tot buiten de stad; en aan den oever nederknielende, hebben wij gebeden.

Treasury of Scripture Knowledge did not add