1 De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen:
1 Now the main point in what has been said is this: we have such a high priest, who has taken His seat at the right hand of the throne of the Majesty in the heavens,
3 Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld, om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren.
3 For every high priest is appointed to offer both gifts and sacrifices; so it is necessary that this high priest also have something to offer.
5 Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.
5 who serve a copy and shadow of the heavenly things, just as Moses was warned by God when he was about to erect the tabernacle; for, “See,” He says, “that you make all things according to the pattern which was shown you on the mountain.”
6 En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
6 But now He has obtained a more excellent ministry, by as much as He is also the mediator of a better covenant, which has been enacted on better promises.
8 Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israels, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten;
8 For finding fault with them, He says,“Behold, days are coming, says the Lord,When I will effect a new covenantWith the house of Israel and with the house of Judah;
9 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
9 Not like the covenant which I made with their fathersOn the day when I took them by the handTo lead them out of the land of Egypt;For they did not continue in My covenant,And I did not care for them, says the Lord.
10 Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
10 “For this is the covenant that I will make with the house of IsraelAfter those days, says the Lord:I will put My laws into their minds,And I will write them on their hearts.And I will be their God,And they shall be My people.
11 En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen.
11 “And they shall not teach everyone his fellow citizen,And everyone his brother, saying, ‘Know the Lord,’For all will know Me,From the least to the greatest of them.