4 Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief.
4 “Draw me after you and let us run together!The king has brought me into his chambers.” “We will rejoice in you and be glad;We will extol your love more than wine.Rightly do they love you.”
6 Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.
6 “Do not stare at me because I am swarthy,For the sun has burned me.My mother’s sons were angry with me;They made me caretaker of the vineyards,But I have not taken care of my own vineyard.
7 Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?
7 “Tell me, O you whom my soul loves,Where do you pasture your flock,Where do you make it lie down at noon?For why should I be like one who veils herselfBeside the flocks of your companions?”
8 Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
8 “If you yourself do not know,Most beautiful among women,Go forth on the trail of the flockAnd pasture your young goatsBy the tents of the shepherds.