Jeremia 17:6

Want hij zal zijn als de heide in de wildernis, die het niet gevoelt, wanneer het goede komt; maar blijft in dorre plaatsen in de woestijn, in zout en onbewoond land.

Deuteronomium 29:23

Dat zijn ganse aarde zij zwavel en zout der verbranding; die niet bezaaid zal zijn, en geen spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin zal opgekomen zijn; gelijk de omkering van Sodom en Gomorra, Adama en Zeboim, die de HEERE heeft omgekeerd in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid;

Jeremia 48:6

Vlucht, redt ulieder ziel! en wordt als de heide in de woestijn;

Job 20:17

De stromen, rivieren, beken van honig en boter zal hij niet zien.

Job 39:6

Als zij zich krommen, haar jongen met versplijting voortbrengen, haar smarten uitwerpen?

Richteren 9:45

Voorts streed Abimelech tegen de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, en bezaaide haar met zout.

2 Koningen 7:2

Maar een hoofdman, op wiens hand de koning leunde, antwoordde den man Gods, en zeide: Zie, zo de HEERE vensteren in den hemel maakte, zou die zaak kunnen geschieden? En hij zeide: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan niet eten.

2 Koningen 7:19-20

En die hoofdman had den man Gods geantwoord en gezegd: Zie, zo de HEERE vensteren in den hemel maakte, zou het ook naar dit woord geschieden kunnen? En hij had gezegd: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan niet eten.

Job 8:11-13

Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water?

Job 15:30-34

Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds.

Psalmen 1:4

Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind henendrijft.

Psalmen 92:7

Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.

Psalmen 129:6-8

Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;

Jesaja 1:30

Want gij zult zijn als een eik, welks bladeren afvallen, en als een hof, die geen water heeft.

Ezechiël 47:11

Doch haar modderige plaatsen en haar moerassen zullen niet gezond worden, zij zijn tot zout overgegeven.

Zefanja 2:9

Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen ze beroven, en het overige Mijns volks zal ze erfelijk bezitten.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain