Jeremia 19:3

En zeg: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! Alzo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen over deze plaats, van hetwelk een ieder, die het hoort, zijn oren klinken zullen;

1 Samuël 3:11

En de HEERE zeide tot Samuel: Zie, Ik doe een ding in Israel, dat al wie het horen zal, dien zullen zijn beide oren klinken.

Jeremia 17:20

En zeg tot hen: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda, en gans Juda, en alle inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten ingaat!

1 Samuël 4:16-18

En die man zeide tot Eli: Ik ben het, die uit de slagorden kom, en ik ben heden uit de slagorden gevloden. Hij dan zeide: Wat is er geschied, mijn zoon?

2 Koningen 21:12-13

Daarom, alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad over Jeruzalem en Juda brengen, dat een ieder, die het hoort, beide zijn oren klinken zullen.

Psalmen 2:10

Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!

Psalmen 102:15

Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.

Psalmen 110:5

De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.

Jesaja 28:19

Van den tijd af, als hij doortrekt, zal hij ulieden wegnemen, want allen morgen zal hij doortrekken, bij dag en bij nacht; en het zal geschieden, dat het gerucht te verstaan, enkel beroering wezen zal.

Jeremia 6:19

Hoor toe, gij aarde! Zie, Ik zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten; want zij merken niet op Mijn woorden, en Mijn wet verwerpen zij.

Jeremia 13:18

Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald.

Mattheüs 10:18

En gij zult ook voor stadhouders en koningen geleid worden, om Mijnentwil, hun en den heidenen tot getuigenis.

Openbaring 2:29

Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd