Jeremia 22:30
Zo zegt de HEERE: Schrijft dezen zelfden man kinderloos, een man, die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen; want er zal niemand van zijn zaad voorspoedig zijn, zittende op den troon Davids, en heersende meer in Juda.
Jeremia 36:30
Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en des nachts in de vorst.
Psalmen 94:20
Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting?
Lukas 1:32-33
Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven.
1 Kronieken 3:16-17
De kinderen van Jojakim nu waren: Jechonia zijn zoon, Zedekia zijn zoon.
Jeremia 10:21
Want de herders zijn onvernuftig geworden, en hebben den HEERE niet gezocht; daarom hebben zij niet verstandiglijk gehandeld, en hun ganse weide is verstrooid.
Mattheüs 1:11-16
En Josias gewon Jechonias, en zijn broeders, omtrent de Babylonische overvoering.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd