Jeremia 31:2
Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israel, als Ik henenging om hem tot rust te brengen.
Numberi 10:33
Zo togen zij drie dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark des verbonds des HEEREN reisde voor hun aangezicht drie dagreizen, om voor hen een rustplaats uit te speuren.
Deuteronomium 1:33
Die voor uw aangezicht op den weg wandelde, om u de plaats uit te zien, waar gij zoudt legeren; des nachts in het vuur, opdat Hij u den weg wees, waarin gij zoudt gaan, en des daags in de wolk.
Psalmen 95:11
Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!
Exodus 1:16
En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven!
Exodus 1:22
Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden.
Exodus 2:23
En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God.
Exodus 5:21
En zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte het, dewijl dat gij onzen reuk hebt stinkende gemaakt voor Farao, en voor zijn knechten, gevende een zwaard in hun handen, om ons te doden.
Exodus 12:37
Alzo reisden de kinderen Israels uit van Rameses naar Sukkoth, omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve de kinderkens.
Exodus 14:8-12
Want de HEERE verstokte het hart van Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels najaagde; doch de kinderen Israels waren door een hoge hand uitgegaan.
Exodus 15:9-10
De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien.
Exodus 17:8-13
Toen kwam Amalek en streed tegen Israel in Rafidim.
Exodus 33:14
Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen?
Numberi 14:20
En de HEERE zeide: Ik heb hun vergeven naar uw woord.
Deuteronomium 1:30
De HEERE, uw God, Die voor uw aangezicht wandelt, Die zal voor u strijden, naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft in Egypte.
Deuteronomium 2:7
Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken.
Deuteronomium 8:2-3
En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.
Deuteronomium 8:16
Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed;
Deuteronomium 12:9
Want gij zijt tot nu toe niet gekomen in de rust en in de erfenis, die de HEERE, uw God, u geven zal.
Nehemia 9:12-15
En Gij hebt ze des daags geleid met een wolkkolom, en des nachts met een vuurkolom, om hen te lichten op den weg, waarin zij zouden wandelen.
Psalmen 78:14-16
En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs.
Psalmen 78:23-29
Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende;
Psalmen 78:52
En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn.
Psalmen 105:37-43
En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.
Psalmen 136:16-24
Die Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Jesaja 63:7-14
Ik zal de goedertierenheden des HEEREN vermelden, den veelvoudigen lof des HEEREN, naar alles, wat de HEERE ons heeft bewezen, en de grote goedigheid aan het huis van Israel, die Hij hun bewezen heeft, naar Zijn barmhartigheden, en naar de veelheid Zijner goedertierenheden.
Jeremia 2:2
Ga en roep voor de oren van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in onbezaaid land.
Ezechiël 20:14-17
Maar Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat die niet ontheiligd werd voor de ogen van die heidenen, voor welker ogen Ik hen uitvoerde.
Mattheüs 11:28
Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Hebreeën 4:8-9
Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd