Jeremia 52:34

En aangaande zijn tering, een gedurige tering werd hem van den koning van Babel gegeven, elk dagelijks bestemde deel op zijn dag, tot op den dag zijns doods, al de dagen zijns levens.

2 Samuël 9:10

Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw knechten, en zult de vruchten inbrengen, opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu had vijftien zonen en twintig knechten.

Mattheüs 6:11

Geef ons heden ons dagelijks brood.

Lukas 11:3

Geef ons elken dag ons dagelijks brood.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain