Jeremia 7:17

Ziet gij niet, wat zij doen in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem?

Jeremia 6:27

Ik heb u onder Mijn volk gesteld, tot een wachttoren, tot een vesting; opdat gij hun weg zoudt weten en proeven.

Ezechiël 8:6-18

En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote gruwelen, die het huis Israels hier doet, opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote gruwelen zien.

Ezechiël 14:23

Zo zullen zij u vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen zien zult; en gij zult weten, dat Ik niet zonder oorzaak gedaan heb, al wat Ik in haar gedaan heb, spreekt de Heere HEERE.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain