Jesaja 14:11

Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken.

Job 17:13-14

Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden.

Job 21:11-15

Hun jonge kinderen zenden zij uit als een kudde, en hun kinderen huppelen.

Job 24:19-20

De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben.

Jesaja 21:4-5

Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt mij, de schemering, waar ik naar verlangd heb, stelt Hij mij tot beving.

Jesaja 22:2

Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd.

Jesaja 66:24

En zij zullen henen uitgaan, en zij zullen de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen allen vlees een afgrijzing wezen.

Ezechiël 26:13

Zo zal Ik het gedeun uwer liederen doen ophouden, en het geklank uwer harpen zal niet meer gehoord worden.

Ezechiël 32:19-20

Boven wien zijt gij liefelijk! Daal neder, en leg u bij de onbesnedenen.

Daniël 5:1-4

De koning Belsazar maakte een groten maaltijd voor zijn duizend geweldigen, en hij dronk wijn voor die duizend.

Daniël 5:25-30

Dit nu is het schrift, dat daar getekend is: MENE, MENE, TEKEL, UPHARSIN.

Amos 6:3-7

Gij, die den bozen dag verre stelt, en den stoel des gewelds nabij brengt.

Markus 9:43-48

En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur;

Openbaring 18:11-19

En de kooplieden der aarde zullen wenen en rouw maken over haar, omdat niemand hun waren meer koopt;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain