4 Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan.
4 “Let the outcasts of Moab stay with you;Be a hiding place to them from the destroyer.”For the extortioner has come to an end, destruction has ceased,Oppressors have completely disappeared from the land.
5 Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid.
5 A throne will even be established in lovingkindness,And a judge will sit on it in faithfulness in the tent of David;Moreover, he will seek justiceAnd be prompt in righteousness.
8 Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, ook de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen door de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.
8 For the fields of Heshbon have withered, the vines of Sibmah as well;The lords of the nations have trampled down its choice clustersWhich reached as far as Jazer and wandered to the deserts;Its tendrils spread themselves out and passed over the sea.
9 Daarom beween ik, in de wening over Jaezer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen;
9 Therefore I will weep bitterly for Jazer, for the vine of Sibmah;I will drench you with my tears, O Heshbon and Elealeh;For the shouting over your summer fruits and your harvest has fallen away.
10 Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, noch enig gejuich gemaakt; de druiven treder treedt geen wijn uit in de wijnbakken, ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden.
10 Gladness and joy are taken away from the fruitful field;In the vineyards also there will be no cries of joy or jubilant shouting,No treader treads out wine in the presses,For I have made the shouting to cease.
12 En het zal geschieden, als men zien zal, dat Moab vermoeid is geworden op de hoogten, dan zal hij in zijn heiligdom gaan om te aanbidden, maar hij zal niet vermogen.
12 So it will come about when Moab presents himself,When he wearies himself upon his high placeAnd comes to his sanctuary to pray,That he will not prevail.
14 Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen.
14 But now the Lord speaks, saying, “Within three years, as a hired man would count them, the glory of Moab will be degraded along with all his great population, and his remnant will be very small and impotent.”