1 Wee u, gij verwoester, die niet verwoest zijt, en gij, die trouwelooslijk handelt, waar men niet trouwelooslijk tegen u gehandeld heeft! Als gij het verwoesten zult volbracht hebben, zult gij verwoest worden; als gij het trouweloos handelen zult voleind hebben, zal men trouwelooslijk tegen u handelen.
1 Woe to you, O destroyer,While you were not destroyed;And he who is treacherous, while others did not deal treacherously with him.As soon as you finish destroying, you will be destroyed;As soon as you cease to deal treacherously, others will deal treacherously with you.
14 De zondaren te Sion zijn verschrikt; beving heeft de huichelaren aangegrepen; zij zeggen: Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen kan?
14 Sinners in Zion are terrified;Trembling has seized the godless.“Who among us can live with the consuming fire?Who among us can live with continual burning?”
15 Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore, en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie;
15 He who walks righteously and speaks with sincerity,He who rejects unjust gainAnd shakes his hands so that they hold no bribe;He who stops his ears from hearing about bloodshedAnd shuts his eyes from looking upon evil;
19 Gij zult niet meer dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak is, dat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan.
19 You will no longer see a fierce people,A people of unintelligible speech which no one comprehends,Of a stammering tongue which no one understands.
20 Schouwt Sion aan, de stad onzer bijeenkomsten; uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ter neder geworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet zullen uitgetogen worden, en van welker zelen geen verscheurd worden.
20 Look upon Zion, the city of our appointed feasts;Your eyes will see Jerusalem, an undisturbed habitation,A tent which will not be folded;Its stakes will never be pulled up,Nor any of its cords be torn apart.
21 Maar de HEERE zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het zal zijn een plaats van rivieren, van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk schip zal daar overvaren.
21 But there the majestic One, the Lord, will be for usA place of rivers and wide canalsOn which no boat with oars will go,And on which no mighty ship will pass—
23 Uw touwen zijn slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een overvloedigen buit uitgedeeld worden, zelfs zullen de lammen den roof roven.
23 Your tackle hangs slack;It cannot hold the base of its mast firmly,Nor spread out the sail.Then the prey of an abundant spoil will be divided;The lame will take the plunder.