Jesaja 43:8

Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en de doven, die oren hebben.

Jesaja 6:9

Toen zeide Hij: Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet.

Ezechiël 12:2

Mensenkind! gij woont in het midden van een wederspannig huis, dewelke ogen hebben om te zien, en niet zien, oren hebben om te horen, en niet horen, want zij zijn een wederspannig huis.

Deuteronomium 29:2-4

En Mozes riep gans Israel, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land;

Jesaja 42:18-20

Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien.

Jesaja 44:18-20

Zij weten niet, en verstaan niet, want het heeft hun ogen bestreken, dat zij niet zien, en hun harten, dat zij niet verstaan.

Jeremia 5:21

Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben, maar horen niet.

2 Corinthiër 4:4-6

In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain