Jesaja 44:21
Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd; gij zijt Mijn knecht, Israel, gij zult van Mij niet vergeten worden.
Jesaja 44:1-2
Maar hoor nu Mijn knecht Jakob, en Israel, dien Ik verkoren heb!
Jesaja 43:15
Ik ben de HEERE, uw Heilige; de Schepper van Israel, ulieder Koning.
Deuteronomium 4:9
Alleenlijk wacht u, en bewaart uw ziel wel, dat gij niet vergeet de dingen, die uw ogen gezien hebben; en dat zij niet van uw hart wijken, al de dagen uws levens; en gij zult ze aan uw kinderen en uw kindskinderen bekend maken.
Deuteronomium 4:23
Wacht u, dat gij het verbond des HEEREN, uws Gods, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet, dat gij u een gesneden beeld zoudt maken, de gelijkenis van iets, dat de HEERE, uw God, u verboden heeft.
Deuteronomium 31:19-21
En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen Israels.
Deuteronomium 32:18
Den Rotssteen, Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten; en gij hebt in vergetenis gesteld den God, Die u gebaard heeft.
Jesaja 41:8-9
Maar gij, Israel, Mijn knecht! gij Jakob, dien Ik verkoren heb! het zaad van Abraham, Mijn liefhebber!
Jesaja 42:23
Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal?
Jesaja 43:1
Maar nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn.
Jesaja 43:7
Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb.
Jesaja 46:8-9
Gedenkt hieraan, en houdt u kloekelijk, brengt het weder in het hart, o gij overtreders!
Jesaja 49:15-16
Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon haars buiks? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch u niet vergeten.
Zacharia 10:9
En Ik zal hen onder de volken zaaien, en zij zullen Mijner gedenken in verre plaatsen; en zij zullen leven met hun kinderen, en wederkeren.
Romeinen 11:28-29
Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd