Jesaja 57:8
En achter de deur en posten zet gij uw gedenkteken; want van Mij wijkende ontdekt gij u, en klimt op; gij maakt uw leger wijd, en maakt u een verbond met enigen uit dezelve, gij hebt hun leger lief in elke plaats, die gij ziet.
Ezechiël 8:8-12
En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur.
Ezechiël 16:25-28
Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd, en hebt uw schoonheid gruwelijk gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en hebt uw hoererijen vermenigvuldigd.
Ezechiël 16:32
O, die overspelige vrouw, zij neemt in plaats van haar man de vreemden aan.
Ezechiël 23:2-20
Mensenkind! daar waren twee vrouwen, dochteren van een moeder.
Ezechiël 23:41
En gij zat op een heerlijk bed, voor hetwelk een tafel toegericht was, en op hetwelk gij Mijn reukwerk en Mijn olie gezet hadt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd