Job 13:28
En hij veroudert als een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet.
Job 4:19
Hoeveel te min op degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten.
Numberi 12:12
Laat zij toch niet zijn als een dode, van wiens vlees, als hij uit zijns moeders lijf uitgaat, de helft wel verteerd is!
Job 30:17-19
Des nachts doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten niet.
Job 30:29-30
Ik ben den draken een broeder geworden, en een metgezel der jonge struisen.
Psalmen 39:11
Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Hosea 5:12
Daarom zal Ik Efraim zijn als een mot, en den huize van Juda als een verrotting.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd