Job 15:16
Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?
Job 34:7
Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting in als water;
Spreuken 19:28
Een Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in.
Job 4:19
Hoeveel te min op degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten.
Job 20:12
Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn tong,
Job 42:6
Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as.
Psalmen 14:1-3
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.
Psalmen 53:3
Een ieder van hen is teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden, er is niemand, die goed doet, ook niet een.
Romeinen 1:28-30
En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen;
Romeinen 3:9-19
Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;
Titus 3:3
Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.
Treasury of Scripture Knowledge did not add