Job 15:5

Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.

Job 5:13

Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt.

Job 9:22-24

Dat is een ding, daarom zeg ik: Den oprechte en den goddeloze verdoet Hij.

Job 12:6

De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.

Psalmen 50:19-20

Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.

Psalmen 52:2-4

Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog.

Psalmen 64:3

Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl;

Psalmen 120:2-3

O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong.

Jeremia 9:3-5

En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden geweldig in het land, doch niet tot waarheid; want zij gaan voort van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE.

Jeremia 9:8

Hun tong is een moordpijl, zij spreekt bedrog; een ieder spreekt met zijn naaste van vrede met zijn mond, maar in zijn binnenste legt hij lagen.

Markus 7:21-22

Want van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen,

Lukas 6:45

De goede mens brengt het goede voort uit den goeden schat zijns harten; en de kwade mens brengt het kwade voort uit den kwaden schat zijns harten; want uit den overvloed des harten spreekt zijn mond.

Jakobus 1:26

Indien iemand onder u dunkt, dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel.

Jakobus 3:5-8

Alzo is ook de tong een klein lid, en roemt nochtans grote dingen. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain