Job 17:16
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal.
Job 3:17-19
Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht;
Jona 2:6
Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!
Job 18:13-14
De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.
Job 33:18-28
Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga.
Psalmen 88:4-8
Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is;
Psalmen 143:7
Verhoor mij haastelijk, HEERE! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen.
Jesaja 38:17-18
Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.
Ezechiël 37:11
Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israels; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden.
2 Corinthiër 1:9
Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt;
Treasury of Scripture Knowledge did not add