Job 19:5
Indien gijlieden waarlijk u verheft tegen mij, en mijn smaad tegen mij drijft;
Psalmen 35:26
Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken.
Psalmen 38:16
Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Psalmen 55:12
Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.
1 Samuël 1:6
En haar tegenpartijdige tergde haar ook met terging, om haar te vergrimmen, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had.
Nehemia 1:3
En zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in het landschap zijn overgebleven, zijn in grote ellende en in versmaadheid; en Jeruzalems muur is verscheurd, en haar poorten zijn met vuur verbrand.
Psalmen 41:11
Hierbij weet ik, dat Gij lust aan mij hebt, dat mijn vijand over mij niet zal juichen.
Jesaja 4:1
En te dien dage zullen zeven vrouwen een man aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, laat ons alleenlijk naar uw naam genoemd worden, neem onze smaadheid weg.
Micha 7:8
Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht zijn.
Zefanja 2:10
Dat zullen zij hebben in plaats van hun hoogmoed; want zij hebben beschimpt, en hebben zich groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der heirscharen.
Zacharia 12:7
En de HEERE zal de tenten van Juda ten voorste behouden, opdat de heerlijkheid van het huis Davids, en de heerlijkheid der inwoners van Jeruzalem, zich niet verheffe tegen Juda.
Lukas 1:25
Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen, in welke Hij mij aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen.
Lukas 13:2-4
En Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileers zondaars zijn geweest boven al de Galileers, omdat zij zulks geleden hebben?
Johannes 9:2
En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden?
Johannes 9:34
Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd