Job 21:3

Verdraagt mij, en ik zal spreken; en nadat ik gesproken zal hebben, spot dan.

Job 16:10

Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij.

Job 17:2

Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering?

Job 16:20

Mijn vrienden zijn mijn bespotters; doch mijn oog druipt tot God.

Job 12:4-5

Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.

Job 13:9

Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot?

Job 13:13

Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij.

Job 33:31-33

Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain