Job 29:17

En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden.

Psalmen 3:7

Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken.

Spreuken 30:14

Een geslacht, welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder de mensen te verteren.

1 Samuël 17:35

En ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard, en sloeg hem, en doodde hem.

Psalmen 58:8

Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen.

Psalmen 124:3

Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.

Psalmen 124:6

De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain