Job 30:18

Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks.

Job 2:7

Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe.

Job 7:5

Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden.

Job 19:20

Mijn gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden.

Psalmen 38:5

Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.

Jesaja 1:5-6

Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat.

Treasury of Scripture Knowledge did not add