Job 32:22

Want ik weet geen bijnamen te gebruiken; in kort zou mijn Maker mij wegnemen.

Job 17:5

Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.

Psalmen 12:2-3

Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.

Spreuken 29:5

Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.

Galaten 1:10

Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.

1 Thessalonicenzen 2:5

Want wij hebben nooit met pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met enig bedeksel van gierigheid; God is Getuige!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain