Job 4:5

Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd.

Job 19:21

Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt.

Job 1:11

Maar toch strek nu Uw hand uit, en tast aan alles, wat hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen?

Job 2:5

Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen!

Job 3:25-26

Want ik vreesde een vreze, en zij is mij aangekomen; en wat ik schroomde, is mij overkomen.

Job 6:14

Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.

Spreuken 24:10

Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid, uw kracht is nauw.

2 Corinthiër 4:1

Daarom dewijl wij deze bediening hebben, naar de barmhartigheid, die ons geschied is, zo vertragen wij niet;

2 Corinthiër 4:16

Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag.

Hebreeën 12:3

Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.

Hebreeën 12:5

En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain