Job 41:21
Onder hem zijn scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op slijk.
Psalmen 18:8
Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.
Psalmen 18:12
Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen.
Jesaja 30:33
Want Tofeth is van gisteren bereid; ja, hij is ook voor den koning bereid; Hij heeft hem diep en wijd gemaakt, het vuur en hout van zijn brandstapel is veel; de adem des HEEREN zal hem aansteken als een zwavelstroom.
Habakuk 3:5
Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd