Job 7:12
Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet?
Job 7:17
Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet?
Job 38:6-11
Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?
Job 41:1-34
Niemand is zo koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou?
Klaagliederen 3:7
Gimel. Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet uit gaan kan; Hij heeft mijn koperen boeien verzwaard.
Ezechiël 32:2-3
Mensenkind! hef een klaaglied op over Farao, den koning van Egypte, en zeg tot hem: Gij waart een jongen leeuw onder de heidenen gelijk; en gij waart als een zeedraak in de zeeen, en braakt voort in uw rivieren, en beroerdet het water met uw voeten, en vermodderdet hunlieder rivieren.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd