Job 7:21

En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn.

Job 10:14

Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden.

Daniël 12:2

En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing.

2 Samuël 24:10

En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan.

Job 3:13

Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen;

Job 7:8

Het oog desgenen, die mij nu ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal niet meer zijn.

Job 10:9

Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren.

Job 13:23-24

Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonden mij bekend.

Job 17:14

Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!

Job 21:32-33

Eindelijk wordt hij naar de graven gebracht, en is gedurig in den aardhoop.

Psalmen 37:36

Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.

Psalmen 103:15

De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij.

Prediker 12:7

En dat het stof wederom tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft.

Jesaja 26:19

Uw doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont! want uw dauw zal zijn als een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen.

Jesaja 64:9

HEERE! wees niet zo zeer verbolgen, en gedenk niet eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk.

Klaagliederen 3:42-44

Nun. Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard.

Klaagliederen 5:20-22

Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten?

Hosea 14:2

Bekeer u, o Israel! tot den HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid.

Micha 7:18-19

Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want Hij heeft lust aan goedertierenheid.

Johannes 1:29

Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!

Titus 2:14

Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.

1 Johannes 1:9

Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.

1 Johannes 3:5

En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen; en geen zonde is in Hem.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain