Job 9:23

Als de gesel haastelijk doodt, bespot Hij de verzoeking der onschuldigen.

2 Samuël 14:15

Nu dan, dat ik gekomen ben, om ditzelve woord tot den koning, mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig gemaakt heeft; zo zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning spreken; misschien zal de koning het woord zijner dienstmaagd doen.

2 Samuël 14:17

Wijders zeide uw dienstmaagd: Het woord mijns heren, des konings, zij toch tot rust; want gelijk een Engel Gods, alzo is mijn heer de koning, om te horen het goede en het kwade; en de HEERE, uw God, zal met u zijn.

Job 1:13-19

Er was nu een dag, als zijn zonen en zijn dochteren aten, en wijn dronken in het huis van hun broeder, den eerstgeborene.

Job 2:7

Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe.

Job 4:7

Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?

Job 8:20

Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand;

Job 24:12

Uit de stad zuchten de lieden, en de ziel der verwonden schreeuwt uit; nochtans beschikt God niets ongerijmds.

Psalmen 44:22

Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.

Ezechiël 14:19-21

Of als Ik de pestilentie in datzelve land zende, en Mijn grimmigheid daarover met bloed uitgiete, om daarvan mensen en beesten uit te roeien;

Ezechiël 21:13

Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende roede zijn, spreekt de Heere HEERE.

Hebreeën 11:36-37

En anderen hebben bespottingen en geselen geproefd, en ook banden en gevangenis;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain