Johannes 1:43
En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus.
Mattheüs 4:18-21
En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers);
Jesaja 65:1
Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik.
Mattheüs 9:9
En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.
Mattheüs 10:3
Filippus en Bartholomeus; Thomas en Mattheus, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeus, en Lebbeus, toegenaamd Thaddeus;
Lukas 19:10
Want de Zoon des mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was.
Johannes 1:28
Deze dingen zijn geschied in Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende.
Johannes 1:35
Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen.
Johannes 6:5
Jezus dan, de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze eten mogen?
Johannes 6:7
Filippus antwoordde Hem: Voor tweehonderd penningen brood is voor dezen niet genoeg, opdat een iegelijk van hen een weinig neme.
Johannes 12:21
Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaida in Galilea was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien.
Johannes 14:8
Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg.
Filippenzen 3:12
Niet dat ik het alrede gekregen heb, of alrede volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.
1 Johannes 4:19
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd