Johannes 3:20

Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden.

1 Koningen 22:8

Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat hem, omdat hij over mij niets goeds profeteert, maar kwaad: Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning zegge niet alzo!

Job 24:13-17

Zij zijn onder de wederstrevers des lichts; zij kennen Zijn wegen niet, en zij blijven niet op Zijn paden.

Psalmen 50:17

Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.

Spreuken 1:29

Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.

Spreuken 4:18

Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.

Spreuken 5:12

En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!

Spreuken 15:12

De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.

Amos 5:10-11

Zij haten in de poort dengene, die bestraft, en hebben een gruwel van dien, die oprechtelijk spreekt.

Lukas 11:45

En een van de wetgeleerden, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! als Gij deze dingen zegt, zo doet Gij ook ons smaadheid aan.

Johannes 7:7

De wereld kan ulieden niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van dezelve getuig, dat haar werken boos zijn.

Efeziërs 5:11-13

En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer.

Jakobus 1:23-25

Want zo iemand een hoorder is des Woords, en niet een dader, die is een man gelijk, welke zijn aangeboren aangezicht bemerkt in een spiegel;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain