Johannes 6:4

En het pascha, het feest der Joden, was nabij.

Johannes 2:13

En het pascha der Joden was nabij, en Jezus ging op naar Jeruzalem.

Johannes 11:55

En het pascha der Joden was nabij, en velen uit dat land gingen op naar Jeruzalem, voor het pascha, opdat zij zichzelven reinigden.

Exodus 12:6-14

En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israel zal het slachten tussen twee avonden.

Deuteronomium 16:1

Neemt waar de maand Abib, dat gij den HEERE, uw God, pascha houdt; want in de maand Abib heeft u de HEERE, uw God, uit Egypteland uitgevoerd, bij nacht.

Johannes 5:1

Na dezen was een feest der Joden, en Jezus ging op naar Jeruzalem.

Leviticus 23:5

In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha.

Leviticus 23:7

Op den eersten dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen.

Johannes 12:1

Jezus dan kwam zes dagen voor het pascha te Bethanie, daar Lazarus was, die gestorven was geweest, welken Hij opgewekt had uit de doden.

Johannes 13:1

En voor het feest van het pascha, Jezus wetende, dat Zijn ure gekomen was, dat Hij uit deze wereld zou overgaan tot den Vader, alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde.

Treasury of Scripture Knowledge did not add