Jona 4:9

Toen zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk ontstoken over den wonderboom? En hij zeide: Billijk is mijn toorn ontstoken ter dood toe.

Genesis 4:5-14

Maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer, en zijn aangezicht verviel.

Richteren 16:16

En het geschiedde, als zij hem alle dagen met haar woorden perste, en hem moeilijk viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe;

Job 5:2

Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte.

Job 18:4

O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?

Job 40:4-5

Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?

Mattheüs 26:38

Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.

2 Corinthiër 7:10

Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood.

Openbaring 9:6

En in die dagen zullen de mensen den dood zoeken, en zullen dien niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden.

Treasury of Scripture Knowledge did not add