Jozua 10:34
En Jozua trok voort van Lachis naar Eglon, en gans Israel met hem; en zij belegerden haar en krijgden tegen haar.
Jozua 10:3
Daarom zond Adoni-Zedek, koning van Jeruzalem, tot Hoham, den koning van Hebron, en tot Pir-Am, den koning van Jarmuth, en tot Jafia, den koning van Lachis, en tot Debir, den koning van Eglon, zeggende:
Jozua 12:12
De koning van Eglon, een; de koning Gezer, een;
Jozua 15:39
Lachis, en Bozkath, en Eglon,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd