Jozua 12:13
De koning van Debir, een; de koning van Geder, een;
Jozua 10:38
Toen keerde Jozua, en gans Israel met hem, naar Debir, en hij krijgde tegen haar.
Jozua 10:3
Daarom zond Adoni-Zedek, koning van Jeruzalem, tot Hoham, den koning van Hebron, en tot Pir-Am, den koning van Jarmuth, en tot Jafia, den koning van Lachis, en tot Debir, den koning van Eglon, zeggende:
Jozua 15:36
En Saaraim, en Adithaim, en Gedera, en Gederothaim; veertien steden en haar dorpen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd