Jozua 15:20
Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen.
Genesis 49:8-12
Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
Deuteronomium 33:7
En dit is van Juda, dat hij zeide: Hoor, HEERE! de stem van Juda! en breng hem weder tot zijn volk; zijn handen moeten hem genoegzaam zijn, en zijt Gij hem een Hulp tegen zijn vijanden!
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd