Klaagliederen 3:46
Pe. Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd.
Klaagliederen 2:16
Pe. Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien.
Psalmen 22:6-8
Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.
Exodus 11:7
Maar bij alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong verroeren, van de mensen af tot de beesten toe; opdat gijlieden weet, dat de HEERE tussen de Egyptenaren en tussen de Israelieten een afzondering maakt.
Job 30:9-11
Maar nu ben ik hun een snarenspel geworden, en ik ben hun tot een klapwoord.
Psalmen 44:13-14
Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
Psalmen 79:4
Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.
Psalmen 79:10
Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden.
Mattheüs 27:38-45
Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linker zijde.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd