Leviticus 1:15
En de priester zal die tot het altaar brengen, en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten, en op het altaar aansteken; en zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgeduwd worden.
Leviticus 5:8-9
En hij zal die tot den priester brengen, welke eerst die zal offeren, die tot het zondoffer is; en zal zijn hoofd met zijn nagel nevens haar nek splijten, maar niet afscheiden.
Psalmen 22:1
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. (1a) Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens?
Psalmen 22:21
Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.
Psalmen 69:1-21
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim. (1a) Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel.
Jesaja 53:4-5
Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.
Jesaja 53:10
Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.
Mattheüs 26:1-27
En het is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide:
1 Johannes 2:27
En de zalving, die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen, zo is zij ook waarachtig, en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo zult gij in Hem blijven.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd