Leviticus 11:43

Maakt uw zielen niet verfoeilijk aan enig kruipend gedierte, dat kruipt; en verontreinigt u niet daaraan, dat gij daaraan verontreinigd zoudt worden.

Leviticus 20:25

Daarom zult gij onderscheid maken tussen reine en onreine beesten, en tussen het onreine en reine gevogelte; en gij zult uw zielen niet verfoeilijk maken aan de beesten en aan het gevogelte, en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt.

Leviticus 11:41-42

Voorts alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, zal een verfoeisel zijn; het zal niet gegeten worden.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain