2 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven, en een knechtje gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen onrein zijn; volgens de dagen der afzondering harer krankheid zal zij onrein zijn.
2 “Speak to the sons of Israel, saying:‘When a woman gives birth and bears a male child, then she shall be unclean for seven days, as in the days of her menstruation she shall be unclean.
4 Daarna zal zij drie en dertig dagen blijven in het bloed harer reiniging; niets heiligs zal zij aanroeren, en tot het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen harer reiniging vervuld zijn.
4 Then she shall remain in the blood of her purification for thirty-three days; she shall not touch any consecrated thing, nor enter the sanctuary until the days of her purification are completed.
5 Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens haar afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven in het bloed harer reiniging.
5 But if she bears a female child, then she shall be unclean for two weeks, as in her menstruation; and she shall remain in the blood of her purification for sixty-six days.
6 En als de dagen harer reiniging voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif, ten zondoffer brengen, voor de deur van de tent der samenkomst, tot den priester.
6 ‘When the days of her purification are completed, for a son or for a daughter, she shall bring to the priest at the doorway of the tent of meeting a one year old lamb for a burnt offering and a young pigeon or a turtledove for a sin offering.
7 Die zal dat offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die een knechtje of meisje gebaard heeft.
7 Then he shall offer it before the Lord and make atonement for her, and she shall be cleansed from the flow of her blood. This is the law for her who bears a child, whether a male or a female.
8 Maar indien haar hand niet genoeg voor een lam vindt, zo zal zij twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, een ten brandoffer, en een ten zondoffer; en de priester zal voor haar verzoening doen; zo zal zij rein zijn.
8 But if she cannot afford a lamb, then she shall take two turtledoves or two young pigeons, the one for a burnt offering and the other for a sin offering; and the priest shall make atonement for her, and she will be clean.’”