Lukas 14:9

En hij, komende, die u en hem genood heeft, tot u zegge: Geef dezen plaats; en gij alsdan zoudt beginnen met schaamte de laatste plaats te houden.

Esther 6:6-12

Als Haman ingekomen was, zo zeide de koning tot hem: Wat zal men met dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft? Toen zeide Haman in zijn hart: Tot wien heeft de koning een welbehagen, om hem eer te doen, meer dan tot mij?

Spreuken 3:35

De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.

Spreuken 11:2

Als de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; maar met de ootmoedigen is wijsheid.

Spreuken 16:18

Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val.

Ezechiël 28:2-10

Mensenkind! zeg tot den vorst van Tyrus: Zo zegt de Heere HEERE: Omdat uw hart zich verheft en zegt: Ik ben God, ik zit in Godes stoel, in het hart der zeeen! daar gij een mens en geen God zijt, stelt gij nochtans uw hart, als Gods hart.

Daniël 4:30-34

Sprak de koning, en zeide: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks, door de sterkte mijner macht, en ter ere mijner heerlijkheid!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd