Lukas 16:4

Ik weet, wat ik doen zal, opdat, wanneer ik van het rentmeesterschap afgezet zal wezen, zij mij in hun huizen ontvangen.

Spreuken 30:9

Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.

Jeremia 4:22

Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn zotte kinderen, en zij zijn niet verstandig; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet.

Jakobus 3:15

Deze is de wijsheid niet, die van boven afkomt, maar is aards, natuurlijk, duivels.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain